De Romeinse catilus van Hasselt-Ekkelgaarden
De vindplaats
Bij een onderzoek te Hasselt-Ekkelgaarden (België), uitgevoerd door BAAC in 2013, werd in een hoek van een kleine potstal, behorende bij het hoofdgebouw van een Romeins erf, een complete, doch gebroken lopersteen van een Romeinse graanmolen gevonden, een zogenaamde ‘catilus’. De catilus is gemaakt van vesiculaire lava, waarschijnlijk een tefriet uit het Duitse Eifelgebied.
Beschrijving van de catilus
De diameter van de catilus bedraagt 71 cm, de dikte van de rand is 9,5 cm. Het totale gewicht van de fragmenten is ca 38 kg. Het maalvlak is concaaf gevormd, waardoor de dikte bij het centrale kropgat slechts 2 cm bedraagt. De oorspronkelijke dikte was, uitgaande van een de in de Romeinse tijd gebruikelijke maalsteenverhouding van 1 : 4 ca 18 cm. Aan de onderzijde bevindt zich een uitsparing waarin de ‘rijn’ was bevestigd, die diende om de molensteen te centreren en indien nodig omhoog te lichten (afbeelding 1). Mogelijk is de steen gebroken omdat de dikte bij het kropgat te gering was geworden om het gewicht te kunnen dragen.

De bovenzijde van de catilus is vlak, met een iets verhoogde rand. Op twee tegenovergelegen punten zijn op deze verhoogde rand bevestigingspunten aangebracht voor de aandrijving. In één van deze gaten is lood gegoten, de andere is uitgebroken. Rond deze bevestigingspunten is de verhoogde rand verbreed tot een sierlijk vierkant. Langs de buitenrand en binnenrand van de verhoogde rand zijn concentrische groeven ingekerfd die beide aan de binnenkant om de bevestigingspunten heenlopen. Het middendeel is versierd met drie concentrische ringen op regelmatige afstanden. Ter hoogte van het met lood gevulde bevestigingspunt is tussen de ringen een X ingekerfd (afbeelding 2).

Linksdraaiend molenonderdeel
Het maalvlak is voorzien van zes vakken met fijne groeven (afbeelding 1). Dit scherpsel vormde samen met dat van de meta (de ligger) een schaar die hielp bij het vermalen van de graankorrels en het naar buiten drijven van het meel. Het gaat om een linksdraaiend recht pandscherpsel, waaruit blijkt dat de catilus linksom werd aangedreven. Uit het conische maalvlak blijkt dat de molen functioneerde met een lage rotatiesnelheid die paste bij een door dierkracht aangedreven molen. De conische vorm helpt in combinatie met het scharende scherpsel het meel naar de buitenrand van de molenstenen te verplaatsen. Aan de bevestigingspunten bovenop de steen waren de trekbomen bevestigd. De bevestigingsgaten zijn iets schuin geplaatst. Indien we de “X” als de bovenkant beschouwen, komen de trekbomen rechts van de molensteen bij elkaar. De X zou daarom goed de draairichting van de steen kunnen aangeven, gezien vanuit de trekboom. Een impressie van een dergelijke molen is weergegeven in afbeelding 3.

Parallelen
Molensteenfragmenten worden regelmatig gevonden in Romeinse vindplaatsen maar complete exemplaren zijn een zeldzaamheid. Recent is in Voorburg (Zuid Holland, Nederland) een catilus gevonden op de bodem van een waterput uit het laatste kwart van de 3e eeuw na Chr. In Woerden (Zuid Holland, Nederland) zijn bij graafwerkzaamheden bij het bolwerk Weddestein in 1590 een meta en catilus gevonden die op wonderlijke wijze tot op heden bewaard zijn gebleven. De catilus heeft versieringen aan de bovenzijde die vergelijkbaar zijn met het exemplaar van Hasselt-Ekkelgaarden (afbeelding 4). De stenen zijn waarschijnlijk afkomstig van het cCastellum Laurium bij Woerden (ca 41 tot 260 na Chr.).
Giswerk
Naar de reden waarom de catilus van Hasselt is teruggevonden in een kleine potstal kunnen we slechts gissen. De steen is daar zeker niet gebruikt, daarvoor was de ruimte te klein. Wellicht kende de gebroken catilus een tweede gebruik als vloerverharding.

Literatuur:
Beek, W., 2014: De complete molenstenen, in G. Gazenbeek, Natuursteen en mortel van Voorburg-Arentsburg, in M. Driessen en E. Besselsen (red.), Voorburg-Arentsburg, een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas (Themata 7), Amsterdam, p. 557-563.
Van Bemmel, J., 1981: De „Romeinse” molenstenen te Woerden, Heemtijdhingen 1881-3, p. 19-24.
Horter, F., 1994: Getreidereiben und Mühlsteine aus der Eifel. Ein Beitrag zur Steinbruch- und Mühlengeschichte, Mayen.