Oprichtingscongres
Op 11 februari 2016 heeft het oprichtingscongres van SAMPL plaatsgevonden bij de RCE. In de ochtend en het begin van de middag waren diverse lezingen gepland binnen de thema’s Kwaliteit Specialistisch Onderzoek, Belangenbehartiging en Communicatie (zie onder voor een samenvatting van de lezingen en discussie). Op het einde van de middag werden bij de ledenvergadering de visie van SAMPL, de statuten en het huishoudelijke reglement toegelicht.
- Archeologisch onderzoek: zuilen of ontzuilen? – Eva Kars
- Synthese van het onderzoek – Liesbeth Theunissen
- Leidraden – uniformering – Annemieke Verbaas
- PvE – specialistisch onderzoek – Bert Groenewoudt
- Positie specialist, certificering – Rob Houkes
- Archeometallurgisch platform – Ineke Joosten & Marijn Stolk
Archeologisch onderzoek: zuilen of ontzuilen? – Eva Kars
De dag begint met de lezing van Eva Kars met als thema Archeologisch onderzoek: zuilen of ontzuilen? Hierbij wordt eerst de situatie in de Zweedse archeologie gememoreerd om een beeld te schetsen van hoe het ook kan. In Zweden zijn specialisten in het veld aanwezig en werkt het gehele team in de winter, als veldwerk niet te doen is, een opgraving uit. Hierdoor ontstaat een vruchtbare samenwerking tussen archeologen en specialisten. In Zweden is een verhouding van budget als 20% opgraving en 80% uitwerking niet vreemd. In Nederland is het heel anders. Voor het betoog wordt het (zwart-wit) beeld geschetst dat de veldarcheologen belangrijk zijn, zij bepalen immers wat er uit het veld meegenomen wordt en zijn tevreden met vondstmateriaal dat goed gedateerd kan worden.
Enkele statements uit de lezing zijn:
Archeologisch onderzoek ≠ opgraven
Iedereen betrokken bij archeologisch onderzoek = een specialist
Kwaliteit ≠ normen en certificeringen
Normen en certificeringen = Angst en geeft valse zekerheid en mechanisch denken
Een oplossing begint bij betere opleiding van specialisten, meer werken met andere vakken (geochemie etc.), samen een team vormen. Je moet niet specialisten opleiden, maar archeologen! Je moet veel meer kennis hebben. Saxion doet het goed dat alle specialismen aan bod komen, om kennis op te doen.
We zijn op weg naar zelfdestructie. Nederlandse archeologie is geen goede moeder maar geen bezwaar tegen zelfdestructie. Visie Eva: één stem, nodig: goede partituur valt of staat met een goede dirigent. Waarom is dat niet mogelijk? Hoeveel uur al gestoken in praten over certificering!! Eigenlijk is het nodig om landelijk te kijken waar gaan de grote ontwikkelingen gebeuren? Daarop focussen, daar de grote onderzoeksvragen op richten. We hebben filmmakers en verhalenvertellers nodig, maar we moeten vooral met één mond spreken.
Bij de discussie blijkt als snel dat men vindt dat de lezing uit het hart gegrepen is! Maar het is niet waar dat veldarcheologen en specialisten tegenover elkaar staan. Ze werken vaak heel goed samen. Organisatoren van opgravingen hebben dat alleen niet in de gaten, luisteren te weinig, te weinig kennis. Eva: geldt niet voor iedere specialist, is geen onwil of onkunde van projectleider, maar vaak te laat ingevlogen door projectleider, dan kun je niet meer de juiste onderzoeksvragen stellen, dan ben je al te laat. Kennis vermeerderen bij projectleiders. We zijn het allemaal eens dat het kwalitatief beter moet, meer tijd, specialisten in het veld. Maar probleem ligt bij het afdwingen ervan. Dus: projectleider overtuigen! Be good and tell it!
Synthese van het onderzoek – Liesbeth Theunissen
Naar aanleiding van haar cursus erfgoedfilosofie geeft Liesbeth Teunissen haar lezing. Landschap der specialismen is ‘vlakdekkend’ ingevuld: BAP (6 leden aanwezig), stichting metaaltijden NL, SAMPL. Kennelijk is er tegenwoordig behoefte om te clusteren. Qua werkkring is de archeologie heel divers, qua passie gedrevenheid heel uniform.
Twee redenen voor behoefte: commercialisatie van de archeologie, trend van socialisering (delingsprincipe wordt steeds sterker). Positieve trend, want uitwisselen info en kennis. Werkt goed, is persoonlijke ervaring. Samenwerken in onderzoeksgroep werkt ook heel goed. Houding: de ander zou weleens gelijk kunnen hebben werkt vaak heel goed om kennis te vergroten. Groeperen is goed, maar kokerzicht absoluut niet. Werk dus samen! Toon je onmisbaarheid: be good and tell it. spreek en schrijf in hele heldere taal, voorkom dat je wordt gezien als die doorgeschoten idioot van een specialist, werk in het hart van het onderzoek, niet uitsluitend in bijlage 23 van het rapport.
Uit de discussie blijkt dat de overlegmomenten vaak door de projectleider niet ingepland worden. Dat zou in het PvE eventueel kunnen worden vastgelegd. Was voorheen vaak wel het geval, bij grote opgravingen gebeurt het meestal nog wel. Vaak wel helemaal wegbezuinigd, is de ervaring van meerdere aanwezigen. Bij oud onderzoek voor provincie Limburg bleek de meerwaarde. Daar waren twee discussiedagen, aan het begin van project en als je eenmaal je onderzoeksresultaten hebt, en dat levert grote winst op in onderzoek. Een klein bedrag voor specialistenonderzoek levert een groot effect voor belang van het rapport. Het begin moet goed zijn, mensen met ervaring in bepaalde perioden en bepaalde regio’s moeten PvE’s schrijven. Bij het lezen van PvE’s valt op dat de onderzoeksvragen vaak heel kort zijn. Je mist de introductie op de vraag, waaróm wil je dat dan weten? Dat ontbreekt. In het PvE staat vaak niet met welke methode en technieken bepaalde onderzoeksvragen moeten worden beantwoord. In een goed PvE: zouden de onderzoeksvragen ingeleid én geoperationaliseerd moeten worden.
Leidraden – uniformering – Annemieke Verbaas
Na de lunch houdt Annemieke Verbaas als eerste een inleiding op het thema ‘leidraden en uniformering’. Door een aantal specialisten wordt momenteel gewerkt aan leidraden voor vuursteen, natuursteen en aardewerk vanuit de achterliggende idee dat een uniforme werkwijze niet alleen voor specialisten maar ook voor opdrachtgevers houvast geeft bij de uitwerking van onderzoek. Welke vragen kun je met welk materiaal beantwoorden? Hoe moet het betreffende materiaal verzameld en behandeld worden en hoe gewaardeerd? Welke (andere) onderzoeksmethodieken zijn mogelijk, en op welke wijze kan de analyse en rapportage het beste plaatsvinden? Annemieke benadrukt dat het niet om een protocol gaat, maar vooral om het stroomlijnen van de werkwijze en het laten aansluiten van onderzoek en onderzoeksvragen op de aanwezige specialistische kennis. Ze pleit tevens (wederom) voor het aanleggen van referentiecollecties.
Tijdens de discussie die hierop volgt komt naar voren dat in de leidraad voor archeozoölogie niet zozeer staat hoe het onderzoek uitgevoerd moet worden, maar vooral dat vermeld dient te worden op welke wijze dit is gebeurd. Het gaat daarbij om de wijze van analyse en interpretatie, want de classificatie van botten, de primaire dataset, is eenduidig. Er wordt opgemerkt dat de werkwijze ook afhangt van de vragen die beantwoord moeten worden. Zo worden ook basisgegevens niet altijd in rapportages vermeld met als voorbeeld dat in rapportages soms alleen aantallen worden vermeld en geen gewicht. Dat laatste is voor ‘zware’ materialen als natuursteen en bouwmateriaal echter van essentieel belang voor het vergelijken van sites. Verder wordt als probleem gesignaleerd dat niet altijd duidelijk is welk deel van het materiaal onderzocht wordt (ook niet voor de specialist). Naar aanleiding van de suggestie om een SAMPL-dag te organiseren over PvE’s en specialistisch onderzoek, wordt gemeld dat voor degradatie-onderzoek al bodem-micromorfologiedagen worden gehouden en dat die erg leerzaam zijn; bovendien wordt binnen deze groep gewerkt aan een database voor slijpplaten. Ten slotte wordt vermeld dat er binnen SAMPL ook al plannen bestaan voor het vormen van werkgroepen voor de afzonderlijke materialen.
PvE – specialistisch onderzoek – Bert Groenewoudt
Bert Groenewoudt begint zijn exposé met betrekking tot PvE en specialistisch onderzoek met de opmerking dat de oprichting van SAMPL een goed initiatief is. Als archeologie als wetenschap serieus genomen wil worden, dan moet het onderzoek gestuurd worden door vraagstellingen. Bij een opgraving worden nu eenmaal altijd keuzen gemaakt. Malta archeologisch onderzoek zonder goed specialistisch onderzoek zou geen waarde hebben. Hij legt uit dat bij de nieuwe NOaA 2.0 geen 1500 vragen meer geformuleerd worden, maar dat er een korte lijst komt met aandachtspunten per periode en compextype. Daarvoor zullen tevens concrete invullingen worden gegeven. BAP heeft aan de operationalisering al meegewerkt, voor SAMPL kwam het helaas net iets te laat, maar er volgt nog wel een amendementsronde. NOaA 2.0 is overigens niet verplicht; PvE-schrijvers kunnen er wel gebruik van maken.
Bij de discussie die volgt, komt onder andere het knip- en plakwerk van PvE-onderzoeksvragen ter sprake. Dit zou volgens Bert met NOaA 2.0 moeten verminderen omdat er nu ook een concrete invulling aan wordt gegeven. Er wordt afgevraagd hoe concreet dit dan wel is. In plaats van de vraag ‘zijn er aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten’ zou bijvoorbeeld opgenomen kunnen dat op metaalbewerkingsafval gelet moet worden. Veel van de vragen zijn niet op site-niveau te beantwoorden. Dit zou op termijn wel het geval kunnen zijn, als nu de bouwstenen worden verzameld. Dit moet dan natuurlijk wel empirisch getoetst worden, want zonder een theoretische basis kun je niet met materialen werken. Bert laat weten dat de grote vragen bijvoorbeeld via de Oogst van Malta aangepakt kunnen worden – waarschijnlijk zullen onder deze noemer nu elk jaar nieuwe projecten worden aangewezen. Ook specialisten kunnen daarop overigens intekenen. De vraag of er geld is voor een overkoepelende database en of bijvoorbeeld bachelors-opleidingen hier niet een bijdrage aan kunnen leveren wordt als volgt beantwoord. Bij de universiteiten zit nog maar weinig geld – veel onderzoek wordt via derde-geldstromen uitgevoerd en voor scripties is tegenwoordig veel minder tijd. Waarop aangevuld wordt dat de belangstelling ook niet altijd aanwezig is.
Positie specialist, certificering – Rob Houkes
Rob Houkes geeft hierna een uiteenzetting over de positie van specialist en de certificering die op komst is. Hij benadrukt dat deze certificering verplicht wordt voor bodemverstorende activiteiten (proefsleuven en opgraving), maar niet voor de overige KNA-protocollen, zoals specialistisch onderzoek. Maar: specialistisch onderzoek blijft een verplicht onderdeel van de uitwerking. Actoren kunnen zich per 1 juli 2016 wel laten registreren. De beoordelingsrichtlijn (BRL) stelt daarbij eisen op het gebied van opleiding, ervaring en publicaties. Registratie is niet verplicht, maar het register vormt de centrale dossierkast van alle actoren in de KNA. Het is een hulpmiddel voor de certificerende en gecertificeerde bedrijven. Het meepraten over deze zaken door specialisten heeft al een aantal concrete resultaten opgeleverd, zoals de introductie van de Senior KNA Specialist en het vaststellen van eisen aan specialisten met betrekking tot opleiding en ervaring. De leden van SAMPL kunnen hieraan een bijdrage leveren door mee te praten over de onderhoudseisen voor actoren, de inbedding van specialistisch onderzoek in de PvE’s, samenwerking met BAP en vertegenwoordiging in het CCvB.
Bij de discussie wordt gevraagd waar SAMPL precies staat met betrekking tot de certificering: voor of tegen? Voor specialisten is deze zogenaamd vrijwillig, maar in de praktijk zal dit niet het geval zijn wordt gevreesd. Met de nieuwe Erfgoedwet in 2013 al tot certificering was besloten, dus dat de certificering er komt is een voldongen feit. Doordat Rob zich hiervoor in heeft gezet, door aan de overleggen bij de CCvD deel te nemen, heeft hij als specialist geprobeerd er voor de protocollen het beste van te maken. In de overleggen bij de CCvD worden de zaken vanuit werkgeversperspectief bekeken – het is dus belangrijk dat wij zelf meedenken en kunnen bijsturen of eventueel de trein kunnen stoppen.
Archeometallurgisch platform – Ineke Joosten & Marijn Stolk
Marijn Stolk geeft een korte uitleg over het archeometallurgisch platform, dat nog in oprichting is. Ze willen per jaar een aantal dagen organiseren rond specifieke onderwerpen en ook experimenteel onderzoek stimuleren. Marijn legt de vinger op een aantal zere plekken, ook voor de andere specialisten herkenbaar, zoals het gebrek aan kennis over de mogelijkheden die materialen bieden, onder andere voor het beantwoorden van onderzoeksvragen. Soms wordt alle slak gedeselecteerd, maar worden wel alle voorwerpen geröntgend. Ze meent dat, hoewel vanuit de traditie aparte archeologische materiaalgroepen bestaan, het nu wellicht tijd is voor een meer holistische benadering. Daarbij zou onderlinge kennis gedeeld en gebundeld moeten worden. Een combinatie van materialen kan vaak betere informatie opleveren, bijvoorbeeld aardewerk samen met bot uit een beerput, of de combinatie van gereedschap met producten.
Bij de discussie die hierna volgt, wordt er gevraagd of alle specialisten wel naar de onderzoeksvragen uit het PvE kijken. De meeste specialisten geven te kennen dit wel degelijk te doen, hoewel het soms verstandig is eerst naar het materiaal te kijken, omdat dit tot een andere interpretatie kan leiden. Er wordt opgemerkt dat specialisten altijd om het PvE moeten vragen en tevens worden nog enkele praktische knelpunten naar voren gebracht: zoals het feit dat specialisten vaak niet over vondstenlijsten beschikken, niet alle materiaal krijgen en niet weten of er wel of niet selectie heeft plaatsgevonden.
Afsluitend
Sandra Beckerman sluit als voorzitter het Symposiumdeel af met een korte samenvatting, merkt op dat wel is gebleken dat de belangstelling onder specialisten voor een platform groot is en dat de lezingen en discussies veel stof tot nadenken hebben gegeven. Voor SAMPL een goede basis om verder mee aan de slag te gaan.